Een inkjetprinter gebruikt inktcartridges met echte inkt. De inkt zit in een spuitknop, die via een rails van links naar rechts schuift terwijl het papier er onderdoor wordt gehaald - een beetje zoals een typemachine dus. Inkjetprinters bestaan al lang, en het is vaak ook de goedkoopste optie. Realiseer je wel dat de inkt zelf ook niet goedkoop is, en dat het dus aardig in de papieren kan lopen.

Een laserprinter werkt niet met echte inkt, maar met een zogenaamde toner, een speciaal poeder. Dat poeder wordt via een laserstraal op een magnetische drum gezet. Het papier wordt langs die drum gehaald, en via het verwarmingselement wordt de afdruk op het papier gedrukt. Op deze manier is een laserprinter beduidend sneller dan een inkjetprinter, als hij tenminste eenmaal is opgewarmd.

Moet je veel tekst printen? Dan is een laserprinter je de beste keuze. Laserprinters zijn veel sneller dan inkjetprinters, en bovendien zijn de kosten per afgedrukte pagina lager. Een ander groot voordeel is dat de kans op vlekken een stuk kleiner is, omdat de afdruk veel sneller droogt. Als je snel en mooi hele boekwerken wil afdrukken, is de laserprinter dus de beste optie.

Wil je foto’s afdrukken? Je zou misschien denken dat een laserprinter in hogere kwaliteit afdrukt. Dat is in principe ook zo, maar toch zijn laserprinters niet zo geschikt voor het afdrukken van foto’s. Het duurt wel een stuk minder lang, maar de afdruk wordt vaak erg vaal. Bovendien hecht de toner in een laserprinter niet goed aan het oppervlak van fotopapier, en kun je dus alleen op gewone A4’tjes afdrukken.